Een journalistieke glossy, daarmee gaat het nieuwe magazine Park z’n kop boven het maaiveld steken. Geïnspireerd op internationale successen zoals Vanity Fair en het Intelligent Life, kiest het blad duidelijk voor dit onderscheid. Park brengt een combinatie van lange leesverhalen en bevat veel glossy elementen, zoals ruim opgezette fotoreportages. Maar is deze combinatie geslaagd?
Veel glossy’s richten zich nog steeds op een demografisch omkaderd ijkpubliek met een daarbij horend interesseprofiel. Park lijkt zijn pijlen te richten op zowel mannen als vrouwen, hoger opgeleid, geïnteresseerd in media en cultuur. Geen slechte keuze, typisch het profiel van mensen die nog geld uitgeven aan printproducten.
Aan de ene kant slaagt de opzet: Park speelt met z’n lay out en beeldredactie goed in op de huidige emancipatie van papier. Midden in de mediarevolutie moet je je als magazine ook onderscheiden op datgene wat je niet op een beeldscherm of tablet kan bereiken. Paginagrote foto’s, illustraties, grafische vormgeving. Dat is goed gelukt. Het blad oogt en voelt glossy en is mooi gemaakt.
Maar is het journalistiek? Ik vind het de term erg subjectief. Want wat betekent het nu werkelijk. Dat de content actueel is? Onthullend? Opiniërend? Of dat sommige onderwerpen nu eenmaal wat meer achtergrond geven? Dat laatste is in Park zeker gelukt. Het magazine bevat een aantal lange leesverhalen. Deze geven zeker achtergrond, maar barsten niet uit hun voegen door een grote nieuwswaarde.
Park geeft weliswaar veel ruimte aan tekst – het interview met Matthijs van Nieuwkerk is 14 pagina’s lang – maar door het ruim uitgemeten beeld valt het uiteindelijk best mee. Daarnaast zijn er reportages die nauwelijks tekst bevatten en via fotografie hun verhaal vertellen. Is dat journalistiek? Nee. Is het mooi? Dat zeker wel. Park haalt wat dat betreft het beste uit het medium tijdschrift. En ja: dikke complimenten voor de beeldredactie.
Maar Park had zich mijns inziens ook de eerste echte fotoglossy kunnen noemen. Of een glossy met inhoud. Of een literaire glossy. Een aantal van de redactionele medewerkers publiceerden eerder hun verhalen in boekvorm, zoals Wilfried de Jong, Peter Buwalda en Gustaaf Peek. Park kiest dus voor een stal van multimediale komaf. En terecht. In deze crossmediale revolutie sta je als blad niet meer los van andere disciplines, culturen en media. Daarmee volgt het blad ook de voetsporen van het net ter zielen zijnde magazine Hollands Diep. Ik wens Park alleen een commercieel zonniger toekomst toe, met voldoende advertentie-inkomsten om de komende jaren aan een gedegen mediamerk te bouwen.
Kleine punten van kritiek:
1: De eerste pagina’s ogen rommelig. Het zijn zapp spreads met veel columns, beeldcollages en een wir war van vrijstaande fotos en onderschiften. De rommeligheid komt vooral doordat sommige verhalen in de kaders doorlopen, anderen weer niet.
2: Heel jammer is de spread grote foto van Theo Maassen. De clue van de foto zit ‘m in de tekst: Hier had uw reclame kunnen staan, gespoten op de schilden van ME’ers. Helaas is de tekst onleesbaar omdat sommige letters verdwijnen in de vouw. Knullig!
3: Bij de lekkere lange leesverhalen schiet de balans door in typisch mannenonderwerpen, zoals judo, oorlog en een gesprek tussen twee haantjes: van Nieuwkerk en de Jong over o.a. hun jongensneuroses. De vrouwelijke lezers krijgen een ode aan Monique van der Ven en moeten het daar mee doen.