Er zijn genoeg voorvallen in de media waarin (on)bedoeld racisme, seksisme of validisme in de hand is gewerkt. Onze taal is net als onze cultuur enorm in ontwikkeling. En niet alle redacties staan stil bij het feit dat verwijzingen, benamingen en zegswijze soms echt niet meer kunnen.
We gaan in deze longread in op de volgende onderwerpen:
- Racisme
- Seksisme
- Anti-LHBTIQ+
- Validisme
- Ontwikkeling in onze taal
- Taalkwesties bij de kranten
- Advies aan redacties
Onwetendheid
Het is in de journalistiek op veel fronten belangrijk om de juiste woorden te gebruiken. Niet alleen voor goede redactievoering of om de actualiteit op de juiste manier te duiden, maar ook om een goede weergave te geven van wat er op dit moment speelt in de maatschappij. En juist daar gaat het weleens mis. Er zijn talloze voorbeelden te noemen van incidenten in de media waarin er (on)bedoeld seksistisch, racistisch, validistisch taalgebruik plaatsvond. Bedoeld of onbedoeld. Het is immers lastig om aannames te doen over de intentie van schrijvers. Duidelijk is wel dat als er iets onbedoeld verkeerd gaat, ook al berust het op onwetendheid, het een grote maatschappelijke discussie op gang kan brengen.
Racisme in media
Denk bijvoorbeeld aan het gesprek in 2018 in het tv-programma Bubbles & Gloss over het stijl maken van kroeshaar. Een van de presentatoren maakte een opmerking over mensen met kroeshaar, die er ‘ook niet altijd als een bosn*ger’ bij zouden willen lopen’.
Het n-woord
Het gebruik van het n-woord hierboven, is dus een heel duidelijk voorbeeld van een woord waar velen van weten dat het kwetsend is omdat het woord zo’n onlosmakelijke band heeft met het slavernijverleden. In het Nederlands is het n-woord voor het eerste opgeschreven in 1644, in een document over de ‘lading’ van een slavenschip. Daarna werd het door Europeanen ook gebruikt als het ging om vrije inwoners van Afrika, niet alleen de tot slaaf gemaakten.
Over het algemeen is er consensus over de kwalijkheid van het n-woord. In een artikel van One World verteld Pieter Klok, hoofdredacteur van de Volkskrant: “Ik wil het n-woord eigenlijk helemaal niet meer in mijn krant.” Hij geeft een voorbeeld: “Laatst hadden we een stuk over protestliederen, waarin ook de Zangeres Zonder Naam besproken werd die over racisme zong. Daarin werd de naam van een nummer genoemd waarin het n-woord voorkwam. Toen ik dat las, dacht ik: ik wil het eigenlijk niet meer.”
Een ‘andere’ huidskleur
Maar veel vaker zijn de voorbeelden subtieler. Denk aan de helaas nog vaak gebruikte zin: ‘mensen met een andere huidskleur’. Hierbij wordt wit als de norm gesteld, want een andere huidskleur… Anders dan wie? Madeleijn van de Nieuwenhuizen, eigenaar van het account @zeikschrift op Instagram opperde in een post hierover het advies om in het vervolg simpelweg te zeggen ‘Mensen met een bruine of zwarte huidskleur’, als dat is over wie het gaat.
Dit bericht bekijken op Instagram
Seksisme in taalgebruik
Een voorbeeld van (on)bedoeld seksisme is de manier waarop vrouwelijke benoemingen in de krant worden verslagen. ‘Vrouw wordt nieuwe directeur’. Het geslacht van de directeur is dus een belangrijker nieuwsfeit dan de naam van de betrokkene. De kop: ‘man wordt directeur’, heeft nog nooit in de krant gestaan. Dit is een voorbeeld waarvan redacties zich bewust moeten zijn van de ongelijkheid.
Onderzoek naar seksisme in kranten
Uit een onderzoek van de Groene Amsterdammer en Utrecht Data School uit februari 2021 blijkt dat interviews met vrouwelijke politici vaker over het gezin gaan, en met mannelijke politici vaak over hun werk (zie illustratie).
Bovendien bleek dat vrouwen vaker met hun voornaam worden aangesproken in kranten en tijdschriften, en mannen vaker met hun achternaam. Journalisten die interviews afnemen, doen er goed aan mannen en vrouwen vergelijkbaar aan te spreken en vergelijkbare vragen te stellen. Dat klinkt logisch, maar toch gebeurt dat niet altijd consequent.
Verkleinwoorden
In de onlangs gepubliceerde ‘Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal’ van de Code Diversiteit en Inclusie wordt een aantal voorbeelden gegeven van seksisme. Vrouwen boven de 16 jaar worden in media vaak ‘meisjes’ genoemd. Ook worden er voor het werk van vrouwen vaak verkleinwoorden gebruikt, ‘ze runt een bedrijfje’ in plaats van ‘ze runt een bedrijf’. Ook hierin schuilt genderongelijkheid: een vrouw ‘schrijft een aardig boekje’, maar een man ‘schrijft een stevig boek’.
Tone Policing
Een vrouw aanspreken met haar achternaam in artikelen – als je dit ook bij een man doet – of het inconsequent gebruik van verkleinwoorden, lijken misschien een kleine aanpassingen. Maar zoals Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal schrijft: ‘Ongelijkwaardigheid zit ook vaak in juist die kleine nuances en subtiele verschillen. Vrouwen en/of personen van kleur, zwarte en/of queer personen worden vaak emotioneel genoemd en aangevallen op hun toon in plaats van in te gaan op de inhoud. Dit heet tone policing.’
Anti-LHBTIQ+
Een veel gemaakte fout door mediamerken is het gebruik van verkeerde verwijzingen bij mensen in relatie tot een gender. Een voorbeeld: Acteur Elliot Page kondigde eind 2020 aan dat hij voortaan met ‘hij’ aangesproken wilde worden en als Elliot door het leven zou gaan, voorheen heette hij Ellen Page. Toch respecteerde NU.nl dit niet, toen zij schreven dat Ellen aankondigde transgender te zijn. Hierin negeerde de redactie de wens van de acteur, om als Elliot aangesproken te worden. Inmiddels is het artikel aangepast.
Validisme
Ook uitspraken als ‘doe niet zo spastisch’ of ‘wat een debiel gedoe’ zijn schadelijk. Het zijn namelijk uitspraken die (on)bedoeld validisme in stand houden. Deze uitspraken zijn bedoeld om aan te geven dat iets op een vreemde manier gedaan wordt. Maar debiel refereert naar een categorie in de indeling van Binet en Simon van verstandelijk beperkingen, waarbij mensen met een IQ tussen de 55 en 70 worden geclassificeerd als debiel.
Validisme wordt door de Code voor Diversiteit en Inclusie, de auteurs van de eerder genoemde ‘Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal’, gedefinieerd als: “De discriminatie, marginalisering en stigmatisering van mensen met een functiebeperking op grond van hun lichamelijke, zintuigelijke, mentale en/of verstandelijke gesteldheid. Men spreekt ook van validisme wanneer een beperking als overdrachtelijke metafoor of als scheldwoord wordt gebruikt.”
Ontwikkeling in onze taal
Maar hoe weet je als redacteur nu welke veranderingen er spelen en welke context aan taal kwetsend kan zijn of niet? De Code Diversiteit en Inclusie publiceerde begin 2021 de Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal . Hiermee willen ze werken naar een veilige en toegankelijke taal voor iedereen in de kunst- en cultuursector. In deze handreiking schrijven ze: “De Nederlandse taal is een product van de geschiedenis, geografie en tijd. De taal toont de opvattingen van de dominante machtsgroep die, in de beschrijving van ‘de ander’, zijn eigen superioriteit en machtspositie versterkt ziet. Zo is iedereen en alles in Nederland een scheldwoord (‘homo’, Turk, Jood, wijf, ‘het n-woord’), behalve de witte cisgender heteroseksuele man zonder lichamelijke, zintuigelijke, mentale en/of verstandelijke beperking. Hij is niet eens in één woord te vangen. Eeuwenlang was hij het centrum van waaruit werd gesproken, geschreven, geschilderd, gecomponeerd, gedirigeerd gemaakt, gewerkt en gekeken.”
Taalverandering en verrijking
Onze taal is in ontwikkeling, net als de cultuur. Dat is de conclusie van Charlotte Dwyer, geesteswetenschapper, gespecialiseerd in media en representatie. Zij zegt hierover: “Over het algemeen heerst de gedachte dat taal vast staat. Én dat er mensen zijn die taal willen veranderen, dat er van buitenaf iets wordt opgelegd. Maar als je kijkt naar de taalwetenschap, weten we al heel lang dat er niets zo onderhevig is aan verandering, als taal. Taal is constant aan het veranderen. Waar we het eigenlijk over hebben is dus niet een taalverandering maar vooraleerst een verrijking van de taal met context.”
Taalkwesties bij de kranten
Fréderike Geerdink schreef in het artikel voor One World, waarin ze de hoofdredacteuren van de Volkskrant, Trouw en NRC sprak, het volgende: “Deze zeggen alle drie dat auteurs in principe zelf hun woorden kiezen. Maar helemaal zonder leidraad gaat dat niet. De Volkskrant en Trouw hebben een Stijlboek, bij NRC een Stijlgids, waarin de meest uiteenlopende taalkwesties worden beschreven. Denk daarbij aan het gebruik van woorden als ‘allochtoon’ (in alle stijlwijzers: vermijden) en het n-woord (in alle kranten: alleen in citaten), maar ook aan leestekens en tussenstreepjes, of de spelling van geografische namen. De stijlgidsen worden vooral gebruikt door de eindredactie en krijgen naar verluid geregeld een update. En bij alle hier bevraagde kranten geldt: uiteindelijk heeft de hoofdredacteur het laatste woord.”
Hoofdredacteur heeft het laatste woord
19 april 2021 ging dat laatste mis bij de Volkskrant. Op de cover van het cultuurkatern stond een antisemitische spotprent gedrukt. Op deze prent moest Maurice de Hond, opiniepeiler en activist, voorstellen. “Een zwart-wit beeld van een kwaadaardig ogende marionettenspeler.” aldus NRC-journalist Juurd Eijsvoogel in een artikel hierover. “Ik zelf zag het vanochtend pas, helaas”, zegt Pieter Klok hoofdredacteur van de Volkskrant, in een analyse in het NRC. Hij legt uit dat het een typisch voorbeeld van een weekendbeslissing is geweest. Dat betekent dat er te weinig mensen op de redactie de tekening hebben gezien. “We gaan nu kijken of onze organisatie wel op orde is.” zegt Klok in het NRC artikel. Klok bood diezelfde ochtend zijn excuses aan, “Deze karikaturale illustratie van Maurice de Hond roept te veel herinneringen op aan de antisemitische karikaturen uit de Nazitijd en had dus nooit gepubliceerd mogen worden.”
Wie bij de @volkskrant had het briljante idee deze hufterige karikatuur te plaatsen op weg naar 4 mei? pic.twitter.com/QxFGiWLR8x
— Lodewijk Asscher (@LodewijkA) April 19, 2021
Advies aan Redacties
Dwyer legt uit hoe waardevol het kan zijn om als redactie mee te bewegen met de veranderende taal: “Voor heel veel dingen in onze maatschappij zijn de woorden simpelweg nog niet, of nog niet goed gevonden. Het uiteindelijke doel om mee te bewegen, is dus niet om ‘politiek correct’ te klinken maar om meer inhoud en diepgang aan gesprekken te kunnen geven. Ik denk dat dat heel belangrijk is voor mediamakers, bladenmakers, cultuurmedewerkers en beleidsmedewerkers, om zichzelf te professionaliseren.” Daar hoort het stilstaan bij taalgebruik en de veranderende culturele waarden dus ook bij.
Komen tot een stijlgids voor taal
Het advies is om op de redactie een schrijfwijzer te hanteren. Veel kranten hebben al een stijlgids. “Zorg ervoor dat je het Words Matter manifest van Wayne Modest kent. Zorg ervoor dat je de Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal van de Code Diversiteit en Inclusie kent. Als je als organisatie bezig bent met taalgebruik, dan kan je deze codes gebruiken om op terug te vallen, wanneer je het even niet weet.”
Zorg voor een diverse redactie
Ook de samenstelling van de redactie speelt een rol bij de grote onwetendheid die er in de media leeft. “Zorg dat je redactie divers is, want iedereen heeft een eigen perspectief. En als iedereen op elkaar lijkt binnen je redactie, dan heb je eigenlijk maar één perspectief in huis. Denk hierbij ook aan leeftijd. Vaak zitten er op redacties vooral oudere makers, die het vak leren aan jonge makers. Sta ook open voor de nieuwe perspectieven die jonge mensen met zich meebrengen, zodat je redactie mee verandert met de tijd.”
Leer van kritiek
Dwyer gaat ook in op de gevolgen van misstappen. “Mensen schrijven heel snel excuses, en dan zie je dat er daarna eigenlijk niet zo heel veel verandert in de organisatiecultuur. Een van de belangrijkste dingen is dat we met z’n allen moeten leren om kritiek veel beter te kunnen ontvangen, en daar zijn we helaas niet zo goed in. Niet in de bladenwereld, niet in de mediawereld en bij de culturele instellingen is dat ook niet zo. Als wetenschapper denk ik dat we vooral veel meer moeten doen met educatie om echt van kritiek te kunnen leren.” Hoofdredacteur van Vrij Nederland, Ward Wijndelts sluit zich hierbij aan in het artikel van One World: “Ik word geconfronteerd met mijn perspectief als er kritiek is en dat is nodig, want ik ben niet het scherpste mes in de la. Mijn taak is te luisteren naar eenieder die zich in de huidige constellatie niet prettig voelt, en hun perspectief niet te bagatelliseren. Vrij Nederland is geen voortrekker maar over tien jaar hoop ik terug te kijken en te concluderen dat we ook niet achteraan liepen.”
Geen taalsanering
Natuurlijk is het van belang om als mediamaker op de hoogte te zijn van de negatieve lading van bepaalde woorden. Charlotte Dwyer zegt hierover: “Ik vind het belangrijk om te benadrukken dat het er niet om draait dat je bepaalde woorden niet meer zou mogen gebruiken. Het is belangrijker om te weten waarom je de keuze maakt bepaalde woorden niet meer te willen gebruiken. Sommige woorden zijn bijvoorbeeld erg gedateerd, maar er zijn ook woorden die vreselijk racistisch zijn en daardoor ontmenselijken, waarvan je echt zult moeten weten dat je deze niet behoort te gebruiken als democratische waarden belangrijk voor je zijn.”
Dwyer vervolgt: “Daarbij denk ik dat het veel meer inhoud en diepgang biedt als we op de hoogte zijn van dit soort taalontwikkelingen. In de Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal hebben ze het bijvoorbeeld over ‘tot slaaf gemaakte mensen’. Het punt dat ze daar maken, is niet dat je het woord ‘slaaf’ slechts vervangt door ‘tot slaaf gemaakte’. Dan zou het alleen gaan om de vorm. Wanneer je echter ‘tot slaaf gemaakte’ gebruikt, schets je een breder beeld van de slavernijperiode, en geef je dus meer context. Zo’n verandering geeft realiteit aan de onzichtbare horror van dwangarbeid: het gaat om mensen die geforceerd werden arbeid te verrichten onder enorm gruwelijke omstandigheden waarbij mishandeling, geweld, verkrachting, doodslag en uitputting meespeelden. Die lading krijg je niet mee als je het meer neutralere woord ‘slaaf’ gebruikt. Zo’n taalverandering geeft echt meer diepgang en helpt mediamakers te professionaliseren in tekst en beeldvorming.”
Maak tijd voor reflectie
“Als laatste moet je ruimte maken voor reflectie”, adviseert Dwyer. “Er is veel meer reflectie nodig. Dat kan door bijvoorbeeld één keer per week of per twee weken een moment in te plannen op de redactie om deze thema’s te bespreken. Alleen op die manier, door tijd in te ruimen voor reflectie, zorg je ervoor dat echt iedereen op de hoogte is.” Dwyer adviseert redacteuren om zo veel mogelijk collega’s mee te nemen in dat reflectieproces en in de implementatie van veranderingen. Ze realiseert zich dat er bij veel redacties maar weinig tijd wordt ingeruimd om stil te staan bij onze veranderende cultureel en in dat kielzog ook de taal. “Het probleem bij reflectie is vaak dat er geen tijd voor is. Een artikel moet vaak dezelfde dag nog geschreven worden, de mediadruk ligt enorm hoog. Als die omlaag gaat, dan komt er tijd vrij voor reflectie”, besluit Charlotte Dwyer.
Cheat sheet inclusief taalgebruik
De Code Diversiteit en Inclusie gaf in de Handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal verschillende aanbevelingen. Deze kun je hier downloaden. Geïnspireerd hierdoor maakten wij deze kleine samenvatting van de belangrijkste punten die in deze longread worden besproken.